Cantica

Startpagina     Programma     Contact

Historiek     Repertorium     Commentaren     Links

Info voor onze koorleden

Mobiel

In English Latine

Geschiedenis van de uitvaartliturgie

Auteur: Mevr. Myriam Van Lerberghe-Thibaut

Sommige liederen raken af en toe in de vergetelheid alhoewel ze indrukwekkend mooi zijn, en plots worden ze dan weer aktueel, onder andere Dies irae . Hoe zit dat? Is dat alleen maar mode? Of zit daar meer achter? Jazeker. En daarom gaan we hier een beetje dieper in op de evolutie van de uitvaartliturgie in het licht van de geschiedenis.

De eerste eeuwen van het christendom.

De gedachte over leven en dood bij de eerste christenen week niet zo sterk af van de gedachten die in de Joodse traditie leefden in de laatste eeuwen voor de geboorte van Jezus. De doden rusten in een soort slaap in hun graf, in afwachting van de wederkomst van Christus. Na die wederkomst zouden de doden uit het graf opstaan en deel hebben aan het eeuwig leven.

In tegenstelling tot latere voorstellingen werd toen niet zozeer gedacht aan een plaats maar aan een toestand die gekenmerkt werd door rust en vrede, bijvoorbeeld "in de schoot van Abraham" of "in de nabijheid van Christus: de Goede Herder". Deze gedachten worden uitgedrukt in de oudste teksten uit de gregoriaanse uitvaartliturgie, onder andere in het In paradisum (mogen de engelen u geleiden...). De martelaren uit de eerste eeuwen hoefden niet op de wederkomst te wachten: zij hadden rechtstreeks deel aan het eeuwig leven.

Na de vervolgingen en na de bekering van Constantijn in 313 werd het Christendom staatsgodsdienst en ging voor sommigen het idealisme en het engagement geheel of gedeeltelijk verloren. Zo kwam het dat Augustinus zich afvroeg of het wel zo vanzelfsprekend was dat elke gedoopte christen deel kan nemen aan het eeuwig leven, zoals tot nu toe aangenomen werd. Hij vond dat sommige zielen wel een tijd van loutering nodig hadden voordat zij waardig zouden zijn om op te staan en het eeuwig leven binnen te gaan. Dat betekende dus dat er dadelijk na de dood een "oordeel" moest plaatsvinden.

Deze gedachten van zondigheid en oordeel winnen in het denken van de kerk geleidelijk meer terrein. Eerst in de kringen van geleerden en theologen, veel later ook onder het gewone volk. In de liturgie wordt deze gedachte ook opgenomen in een tekst die wij nu nog kennen als het Libera me (zevende-achtste eeuw): "Bevrijd mij, Heer, van de eeuwige dood op die vreeswekkende dag dat Gij de wereld zult oordelen...". De angst voor dood en oordeel is hier al aanwezig maar wordt toch nog getemperd door de gedachte van bevrijding door de verlossing van Christus. Het is dat geloof dat onze streken bereikt rond 700.

Sinds de Middeleeuwen

De echte angst voor dood en oordeel wordt pas goed gevoed door de rampen die West-Europa in de Middeleeuwen treffen. De oorlogen, overstromingen en branden in steden en gemeenten maar vooral de epidemieën waarvan de zwarte dood, de pest, in 1347 tot 1352 de gruwelijkste was. 25 miljoen Europeanen stierven, dit is één derde van de totale bevolking.

In de liturgie gaat de angst voor het oordeel een overheersende plaats innemen, niet alleen het eerste oordeel, onmiddellijk na het sterven, maar vooral het laatste oordeel bij de wederkomst. De liturgische uitdrukking van die angst is te vinden in het Dies irae: dag van toorn waarop het heelal tot stof zal vallen... Dit middeleeuws gezang heeft tot Vaticanum II de liturgie bepaald.

Tweede Vaticaans Concilie

Tot rond het jaar 1970 ondergaat de dodenliturgie nauwelijks wijzigingen. De beleving van de dood verandert wel. Niet meer de eigen dood lijkt centraal te staan, maar de dood van de geliefde naaste. Het bijpassende beeld van het hiernamaals is ook dat de hemel de plaats is waar we weer met elkaar verenigd zullen zijn.

Een van de verdiensten van Vaticanum II (1963-1964) is dat ze de Paasgedachte, de "blijde boodschap van verlossing" terug de centrale plaats heeft gegeven in de uitvaartliturgie, vandaar Victimae pascali laudes . Het Dies irae verdwijnt uit de uitvaartliturgie en het aspect van de verlossing en hoopvol uitzien krijgt opnieuw een centrale plaats.

Maar toen door Vaticanum II in de Rooms-Katholieke Kerk een nieuwe vorm van volkstaal-liturgie ingevoerd werd, geraakte het gregoriaans op het achterplan. Jammer genoeg behaalden de nieuwe gezangen tot nog toe zelden hetzelfde peil als de gregoriaanse gezangen. De ethische en esthetische waarde van het gezang werd prijs gegeven voor een beter verstandelijk begrip van vertaalde en nieuwe teksten. De artistieke verarming is daarbij onloochenbaar.

Gelukkig begint men nu in te zien dat het gregoriaans een onvervangbaar erfgoed betekent, zowel voor de kerkmuziek als voor de Europese muziek in haar geheel. Zo bemerkt men nu in de liturgische vieringen in het algemeen een revival van het gregoriaans, weliswaar nog een schuchtere en geleidelijke herwaardering, maar zeker een hoopvol begin!

En ook in de uitvaartliturgie is dezelfde trend merkbaar. Daarbij komt dat, dank zij de veranderde mentaliteit, ook alle liederen opnieuw gezongen worden. Zo kan men opnieuw af en toe diep ontroerd worden en ademloos luisteren naar het Dies irae of Libera me. Want naast de liturgisch-godsdienstige waarde hecht men nu evenveel waarde aan de eigen esthetische waarde.

Wij allen die actief zingen in een gregoriaans koor, wij helpen allemaal mee om het gregoriaans te laten klinken als een levend onderdeel van de liturgische vieringen waar het thuishoort.

Alle commentaren

Onze commentatoren:

  Dhr. Jean-Pierre Exter
  Mevr. Myriam Van Lerberghe-Thibaut

     Disclaimer & Credits - © 2006-2024 Gregoriaans Koor Cantica - SJ Creative Design